EEN BIJZONDERE DROOM

Wald im Pinzgau, 15 maart 2014

Ik ben op een workshop, vrouwen dansen om me heen, de twee cursusleidsters ken ik alleen van Facebook maar ze zijn jong en mooi en inspirerend. Ik heb een groot kristal in mijn handen, lichtoranje, doorzichtig als glas, maar erin zijn allemaal fijne lijntjes en fonkeltjes te zien. Het hindert me bij het bewegen en ik leg het voorzichtig neer in de hoek van de ruimte, zo niet vergeten! Ik beweeg vrij door de ruimte, mijn handen in de zakken van mijn heerlijke wollige dikke vest. Dan legt één van de leidsters mij een nieuw kristal in mijn rechterhand, ook oranje en doorzichtig, maar terwijl ik het vasthoud begint het in mijn hand te bewegen, er ontstaan een soort kleine doorzichtige bolletjes en ik kijk gefascineerd toe hoe mijn hand vol loopt met deze wonderlijke kristalletjes. 

Dan is dit deel van de workshop afgelopen, ik heb op de één of andere manier een hele plastic tas vol met dit soort kristallen gekregen, maar eerst gaan we lunchen. Ik maak grapjes met kleine kindjes die tussen hun ouders door naar me kijken, heerlijk al dat grut! De mannen mogen er nu ook bij komen, het eerste deel van de workshop was speciaal voor vrouwen. Ik hoor één van de vrouwen tegen haar man zeggen dat ze het eerste deel van de dag wel wat wazig vond, ik moet erom lachen, kan ik me eigenlijk wel voorstellen ja!

Dan is het ineens het einde van de dag, iedereen is weg, ouders nemen hun kindjes mee, maar er blijft een kindje over in het inmiddels verlaten gebouw, het is een ziekenhuisachtige omgeving, maar dan uitgestorven en leeg. Ik neem het kindje onder mijn hoede en speel ermee, het is zo lief, mijn hart gaat naar het kindje uit, waar zouden de ouders toch zijn. 

Het kindje zit in een soort autostoeltje en heeft het prima naar zijn zin. Het spel neemt me zo in beslag en het kindje reageert zo leuk op mijn grapjes dat ik helemaal de tijd vergeet! Ineens besef ik met een schok dat er al minstens een uur is verstreken, misschien zijn de ouders al lang gekomen en zijn ze het kindje nu kwijt! Ik heb het zo maar meegenomen! Ik besluit het kindje even vast te gespen in zijn stoeltje en op zoek te gaan naar de ouders. Tel maar tot dertig zeg ik hem, heel langzaam, als je tot dertig hebt geteld ben ik al lang weer terug. De grapjes gaan door, het kindje telt zo snel tot dertig dat ik de kamer nog niet uit ben als hij al klaar is. Ik besluit hard de gang door te rennen om snel weer terug te zijn. Vaag hoor ik een boze stem zeggen dat de riolering kapot is, het water moet worden afgesloten.

Ik kijk om me heen en gelukkig zie ik net om de hoek in een soort wachtruimte twee mensen zitten. Een oudere man met wit, vlassig dun haar en een oudere vrouw. Beide met een heel apart uiterlijk, heel grof, bonkig, uitgesproken gelaatstrekken en zeer wit van kleur. Het zijn voor mijn gevoel de opa en oma van het kindje. Ik leg uit dat ik er even op heb gepast en zeg dat ik hoop dat ze niet boos op me zijn dat ik het kindje even mee had genomen. Ze zijn blij en helemaal niet boos, en ik loop voor hen uit terug naar de kamer waar ik het kindje heb achtergelaten.

Het heeft zich inmiddels los geworsteld uit het stoeltje en komt hard huilend op oma afgerend, oma spreidt haar armen wijd open en pakt het kindje op. Dan gebeurt er iets vreemds, ineens is oma kletsnat van het zweet, het druipt van haar naakte, oude, rimpelige witte lichaam af, en ze is in tranen, moet vreselijk huilen en draait zich, met het kindje dat ineens ook naakt is, van me af. Ik kan nog net haar absurd dikke buik zien, waar het kindje met zijn lijfje op rust ... Ik ontferm me over haar, ze heeft zo'n verdriet en is zo bezweet. Gelukkig hangt er een donkerblauwe handdoek, ik wrijf haar rug geruststellend droog en bied dan aan het kindje over te nemen, zodat ze even tot rust kan komen. 

Het kletsnatte kindje hangt nu tegen mij aan, ik sla de handdoek om hem heen, het huilen wordt minder. De grootmoeder is verdwenen. Opa staat me aan te kijken en beveelt me om het kind nu aan hem te geven. Ik vraag hem bezorgd hoe hij het kindje naar huis gaat brengen, toch wel met de auto naar ik hoop? Nee, zegt hij, ik ben op de fiets. Dat kan niet hoor, zeg ik, het kindje is zo nat en bezweet, het is nét rustig, het loopt vast een verkoudheid op als het zo mee moet op de fiets. Ik heb de auto buiten staan, is het goed als ik het kindje thuisbreng? Waar wonen jullie?

Grootvader kijkt me koel aan, en hij zegt: “in de Heuk...(of was het nou de Haik) ... naast de speciale school”. Hij herhaalt het op mijn verzoek twee keer en omdat ik het nog niet 'vatten' kan, vraag ik nog een keer naar het adres. Hij reageert bozig: “ik zeg het niet nog een keer, je weet het, je weet het híer”! En hij wijst op de achterkant van mijn hoofd. 

Ja, daar heb ik wat aan, hij verdwijnt in de verte en ik sta daar, in het lege schoolgebouw met het kletsnatte kindje in mijn armen, slechts bedekt met de donkerblauwe badstoffen handdoek ... Ik ben niet wanhopig maar vraag me nu toch echt af hoe ik dit kindje op het huisadres moet krijgen, vooruit, eerst maar eens naar mijn auto, ergens buiten moet die staan, ik pak rechts van mij het lichte frame van een lichtgrijze racefiets in mijn hand en links houd ik krampachtig het glibberige kindje in mijn arm. Onhandig manoeuvreer ik door de inmiddels donkere gang, het is al laat ...

Ik bedenk me dat ik nu al voor de tweede keer deze dag een engel voor dit kindje ben, als ik links achter mij iets zie bewegen...er loopt een grote man op mij af ... Ik loop verder en kijk nog een keertje om, de man loopt duidelijk met grote passen op mij en het kind af. Ik krijg een beetje een onbehaaglijk gevoel en een gedachte gaat door mijn hoofd: als ik ooit door iemand word aangevallen, weet ik zeker dat ik door de lichtwereld geholpen zal worden. Mijn gedachte is nog niet door mijn hoofd geflitst als ik de man vlak achter me hoor, als ik me omdraai zie ik hem vlak bij mij een stekende beweging maken , in zijn hand een groot blinkend mes. De fiets klettert op de grond,en in een reflex grijp ik hem bij zijn rechterpols en maak een duwende beweging naar achteren, hij is zo groot en zo sterk. Toch ben ik absoluut niet bang, dan voel ik dat een hand mijn linkerhand vastgrijpt en mijn kracht naar voren toe sterk vergroot, moeiteloos duw ik de man terug, en met grote kracht wordt de man ver naar achteren geworpen, hij ligt dood op de grond, waar het kindje is gebleven weet ik niet, want ik schrik wakker uit mijn droom en zit binnen twee seconden kaarsrecht rechtop in mijn bed, in een idyllische slaapkamer in Oostenrijk. 

Dit is belangrijk, dit is een boodschap, nu moet ik schrijven! De volgende dertig minuten schrijf ik met steekwoorden dit verhaal in mijn telefoontje, om vervolgens de halve nacht wakker te liggen. Het is half twee 's nachts.

Uitleg van deze droom: zie channeling: Vol verwachting op weg